Ik val vaak wel mee, maar kan ook erg tegenvallen. En voor iemand, die haar best doet om de dingen ‘goed’ te doen, valt iedere misser nogal uit de (gewenste) toon. Ik kan bijvoorbeeld slordig en vergeetachtig zijn in afspraken.
Zo vergat ik vanochtend een afspraak met buurvrouwen en vergiste me een half uur in de tijd waarop ik vanmiddag een vriendin zou ontmoeten. Toen ik, redelijk gestrest, een half uur te laat de afgesproken locatie naderde waar zij al die tijd zat te wachten, reed ik prompt verkeerd. Ik belandde onomkeerbaar terug op de snelweg vanwaar ik net was afgeslagen met nog lang geen volgende afrit in het vooruitzicht. De moed zakte me diep in de schoenen en ik reed met een grote omtrekkende beweging maar weer naar huis. Mijn vriendin was vergeefs gekomen en had vergeefs op me gewacht.
Heel jammer van de misgelopen ontmoeting. Bijna nog vervelender vond ik het om tegen te vallen, teleur te stellen. Oké, ik kan het dus moeilijk verdragen dat ik dat doe. Waarom? Anderen hebben er, lijkt het, minder moeite mee dat van mij te accepteren. Ze hebben er misschien even de pest in, halen hun schouders op en zuchten, om me dan ruimhartig mijn missers te vergeven. Zo gaat het andersom ook. Ik kan een ‘foutje’van anderen best hebben. Maar zelf ben ik liever ‘smetteloos’.
Ben ik bang om door de mand te vallen als een mens die fouten maakt? Ja. Ben ik bang om afgewezen te worden, niet te voldoen? Ja. Ben ik bang om mensen kwijt te raken? Ja. Ik doe domme dingen, ik ben bang, ik ben mens…
Als het met mijn afspraken dan toch in het honderd loopt, zoals vandaag, kan ik maar beter oefenen met durven tegenvallen en het verdragen van mijn schaamte daarvoor. Ik houd geen pleidooi voor onverschilligheid. Ik had het oprecht graag anders gewild, omdat het contact met de mensen die ik vandaag zou ontmoeten me lief is. Daarbij gaat het er niet om dat ik het ‘goed’ moet doen, maar dat ik de verbinding wil koesteren. Dat kan ik gewoon zeggen. Niet met gebogen, maar met opgeheven hoofd.