‘Golf van depressie in overvol opvangkamp Moria’, las ik als kop in de krant. Lesbos, de kennelijk onoplosbare uitzichtloosheid van vluchtelingen… Ik voelde me bevangen door verdriet en machteloosheid. Heeft er dan niemand een goed idee over hoe dit verder kan, beter kan? Kan iemand mij vertellen wat ík zou kunnen doen om eraan bij te dragen dat mensen niet in uitzichtloosheid moeten leven? Kan ik zelf iets bedenken?
Niemand, niemand zou tot uitzichtloosheid veroordeeld mogen zijn!!! Het mag niet zo zijn dat we hieraan gaan wennen. Dat ík hieraan ga wennen…
Kan ik in mijn machteloosheid de krantenkoppen maar beter mijden? Want als ik me verbind met het lijden van zoveel mensen lijd ik zelf ook. Toch is het alsof de mensen waarover het gaat in de krant naar mij roepen: “Kijk naar mij, zie mij werkelijk!”
Mijden als je je machteloos voelt. Ik heb wel eens die neiging gevoeld als ik een ernstig zieke bekende in de supermarkt tegen het lijf dreigde te lopen. Misschien heb ik zelfs weleens gedaan alsof ik iemand niet zag, van wie ik wist dat hij of zij met groot verdriet te kampen had. Zomaar, in een soort overlevings-impuls van mijn gemoedsrust. Menselijk, toch? Toch schaam ik me daar voor. Dat is niet wie ik wil zijn.
Tegenwoordig ondervind ik af en toe ook de andere kant aan den lijve. Dat mensen míj in de supermarkt even niet zien, of snel wegkijken als ik hen aankijk. Strak vooruit kijkend voorbij fietsen terwijl ik weet dat zij ‘het’ weten. Het dramatische verlies binnen mijn gezin. Ongetwijfeld voelen sommige mensen zich daar machteloos en ongemakkelijk mee. Ze zijn misschien bang om de verkeerde dingen te zeggen of te doen. Menselijk…? Misschien, maar het doet verrekt veel pijn.
Het vraagt kennelijk moed om in het gat van iemands diepste duisternis te durven kijken. Om het dan uit te houden met je eigen ongemak. Je gaat er zelf pijn van lijden. We zoeken liever geen pijn op. We willen het goed hebben met anderen, leuk, luchtig, gezellig. Ons eigen leven kent al genoeg moeizaamheid.
Hoe dieper de ellende, hoe groter de gevoelens van machteloosheid, hoe meer kans op mijden of gemeden worden. Bagataliseren, rationaliseren of ‘spiritualiseren’ van leed zijn ook manieren waarop de confrontatie ermee uit de weg gegaan wordt.
Ik heb besloten het niet meer te doen. Wegkijken, mijden. Het zal me misschien toch nog wel eens gebeuren. Maar ik wíl het anders doen. Want ik weet nu…dat het heel pijnlijk en beschamend is. Voor degene die de ogen sluit en al helemaal voor de gemedene.
Ik merk dat ik nu anders naar mensen kijk. Gewoon, naar de mensen die ik tegenkom of voorbijloop. Voorbij aan de oppervlakkige eerste indruk zie ik meer dan voorheen de liefde en het verdriet in iemand. Ik herken mezelf …
Leed, in het groot en in het klein, vraagt om gezien en gehoord worden, om respons. Dat hoeft geen oplossing te zijn. Soms, vaak, is iets niet op te lossen. Liefdevolle aanwezigheid geeft uitzicht. Niet persé in de vorm van fysieke nabijheid. Misschien onzichtbaar…in gebed of meditatie, een kaarsje dat brandt. Het kan zo goed doen om te weten dat iemand je ziet, hoort, erkent, aan je denkt, óók in je lijden. Ook als er niets aan te doen is, als er niets zinnigs te zeggen valt, maken zelfs de kleinste blijken van betrokkenheid een wereld van verschil. ‘Zie mij werkelijk’…