Uit: ‘Delf mijn gezicht op’ (Huub Oosterhuis)
Delf mijn gezicht op, maak mij mooi
Wie wordt ontmaskerd, wordt gevonden
En zal zich zelf opnieuw verstaan
En leven bloot en onomwonden
Aan niets en niemand meer ten prooi
Delf mijn gezicht op, maak mij mooi
Als er iets is dat ik de laatste jaren aan het oefenen ben, dan is het wel dit: blijmoedig onvolmaakt zijn. Het is eindelijk, in de pakweg 50 jaar dat ik leef, tot me doorgedrongen dat dat een onmisbaar ingrediënt is van de kunst om te leven.
Als kind merkte ik tijdens het opgroeien langzamerhand dat er van alles aan mij niet deugde. Misschien vonden mijn ouders me wel lief, leuk en mooi, vanaf de werkelijkheid van het schoolplein werd me duidelijk dat ik niet zomaar ‘goed genoeg’ was. Sterker nog: ik voelde me op allerlei gebieden tekort schieten. Met schaamte tot gevolg. Schaamte: ik had anders moeten zijn. Mezelf vergelijken met anderen, inschatten hoe anderen tegen me aan keken, mijn best doen me aan te passen, mezelf onzichtbaar maken of mezelf juist overschreeuwen om ‘leuk’ gevonden te worden….dit werden mijn strategieën om me te handhaven. De pijn van het me-niet-goed-genoeg- voelen stopte ik diep weg. Ook daar schaamde ik me voor.
Is dit een uitzonderlijk eenzaam verhaal over mijzelf? Nee, ik heb gemerkt dat dit een ervaring is die de meeste mensen die ik ken in één of andere vorm herkennen. In onze persoonlijkheid valt waar te nemen welke overlevings-strategieën we het meest succesvol toepassen. Persona betekent letterlijk masker. Ergens daarachter schuilen de kwetsuren van het kind, dat zich probeert te handhaven op het strijdtoneel van alle ‘schoolpleinen’ van het dagelijks leven.
In mijn volwassen leven voel ik steeds meer een verlangen om mijn ingesleten patronen van zelfbescherming los te wikkelen. Om ‘bloot en onomwonden’ te leven. Mezelf kennen en aanvaarden, me door anderen laten kennen en aanvaarden als de oorspronkelijke mens die ik ben. Om vrij te kunnen ademen en mijn licht te laten stralen, in alle eigenheid.
Het leren onderscheiden tussen aangeleerde patronen en mijn ‘echte ik’ is een voortgaand proces, met vallen en opstaan. Onderdeel daarvan is het onder ogen komen van de schaamte en de pijn van het niet-goed-genoeg. De schaamte om de schaamte loslaten. Zonder dat het alleen maar moeilijk en zwaar wordt.
Voor mij is blijmoedigheid daar onmisbaar bij. In het woord ‘blijmoedig’ klinkt mee: de moed om blij te zijn. En ook: het is vreugdevol om moedig te zijn! Het is bevrijdend om je niet langer te laten ketenen door de meetlatten waarmee je je de maat laat nemen, door anderen en jezelf! Want daar, in die oordelen, is geen waarheid en geen liefde te vinden. Alleen maar druk en beknelling. Daar kan niets tot volle bloei komen.
Lelijkheid is niets anders dan schoonheid waar nog geen contact mee is gemaakt, staat er in mijn aantekeningenboekje. Zo geldt dat zeker ook voor zingen. Volmaaktheid is een illusie met vaak schadelijke gevolgen. “Wees blijmoedig onvolmaakt”, zeg ik tegen mezelf en zoveel mogelijk anderen. En dan maar oefenen……